12.2.1 Cliënt kan niet vertrekken
Als een cliënt niet kan vertrekken, gelden de volgende (cumulatieve) voorwaarden:
- Er bestaat geen redelijke twijfel over de identiteit en de nationaliteit van je cliënt. Deze voorwaarde klinkt simpel, maar vraagt van je cliënt dat hij naar de autoriteiten van het land van herkomst gaat en om documenten vraagt, op andere wijze(n) probeert aan identiteits- en nationaliteitsdocumenten dan wel vervangende reisdocumenten te komen. Wanneer in de asielprocedure de identiteit of nationaliteit ongeloofwaardig is geacht, of er later twijfel is ontstaan, zal de buitenschuldprocedure niet tot succes leiden. Op Vluchtweb is een schematisch overzicht te vinden van de wijze waarop in buitenschuldzaken wordt vastgesteld of er twijfel bestaat over de identiteit.[1]
- Je cliënt moet een bemiddelingsverzoek indienen bij de DT&V met een compleet ingevuld aanvraagformulier, waarbij een schriftelijke verklaring aan zijn diplomatieke vertegenwoordiging met het verzoek om hulp bij het terugkeren is gevoegd. Deze voorwaarde is niet altijd even duidelijk, omdat het vaak gissen is wanneer een land als land van terugkeer onderzocht moet worden. Als de IND het nodig vindt, kan de IND bij DT&V om een ambtsbericht verzoeken waarin om (zwaarwegend) advies wordt gevraagd. Je cliënt moet aantonen dat hij zich zonder succes heeft gewend tot de vertegenwoordiging van het land of van de landen waarvan hij de nationaliteit heeft of tot het land of de landen waar hij als staatloze eerder zijn gewone verblijfplaats had en ook nog tot andere landen waarvan op basis van het geheel van feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat hem daar toegang zal worden verleend. Hij kan dit aannemelijk maken aan de hand van verklaringen tegenover de DT&V en door hem te overleggen documentatie, zoals correspondentie met zijn diplomatieke vertegenwoordiging.
- Je cliënt heeft naar het oordeel van de DT&V in houding en gedrag laten zien dat hij wil terugkeren naar zijn land van herkomst of een ander land waarvan op basis van het geheel van feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat hem daar toegang zal worden verleend. Dit moet onder meer blijken uit het feit dat hij zich heeft gehouden aan de afspraken die de DT&V met hem heeft gemaakt gedurende de bemiddelingsprocedure. Deze voorwaarde is ook ingewikkeld vanwege het subjectieve karakter ervan en de onmogelijkheid de redelijkheid van de ‘afspraken’ die de DT&V heeft gemaakt te laten toetsen. In het algemeen geldt dat zolang de DT&V nog mogelijkheden ziet -en je cliënt niet alle stappen heeft gezet die redelijkerwijs van hem of haar verlangd kunnen worden om Nederland te verlaten- er volgens de IND geen sprake is van een buitenschuldsituatie.
- Op het moment van beslissen loopt er geen procedure (meer) voor een aanvraag voor een verblijfsvergunning en voldoet de vreemdeling niet aan de voorwaarden voor verlening van een andere verblijfsvergunning.
-
Proces
- 1. De asielprocedure uitgelegd
- 2. De Dublinprocedure
- 3. Opvolgende aanvraag
- 3.1 De intake
- 3.2 Model M35-O invullen
- 3.3 Indienen opvolgende asielaanvraag
- 3.4 Voorbereiding op het gehoor opvolgende aanvraag
- 3.5 Nabespreking van het gehoor opvolgende aanvraag
- 3.6 Reactie naar de IND
- 3.7 Gevolgen indiening opvolgende aanvraag
- 3.8 Beschikking en rechtsmiddelen
- 3.9 Nazorg
- 3.10 Doen - Niet doen
- 4. Beroep en vovo
- 5. Hoger beroep en vovo
- 6. Internationale rechtsmiddelen
- 6.1 Hof van Justitie van de Europese Unie
- 6.2 Jurisprudentieonderzoek
- 6.3 Opstellen van prejudiciële vragen
- 6.4 Verloop van de procedure bij het HvJEU
- 6.5 Uitspraak van het HvJEU
- 6.6 Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- 6.6.1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
- 6.6.2 Analyse ontvankelijkheid
- 6.6.3 Start procedure
- 6.6.4 Opstellen feitenrelaas
- 6.6.5 Opstellen toelichting schendingen
- 6.6.6 Uitputting nationale rechtsmiddelen
- 6.6.7 Checklist formele vereisten
- 6.6.8 Bespreken proces met cliënt
- 6.6.9 Contact met procespartijen
- 6.6.10 Opstellen friendly settlement
- 6.6.11 Repliek-dupliek
- 6.6.12 Uitspraak
- 6.7 VN-comités
- 6.8 Doen - Niet doen
-
Thema's
- 7. 1F Vluchtelingenverdrag
- 7.1 Dossieranalyse 1F indicaties
- 7.2 Afspraak cliënt
- 7.3 Verwijzing naar 1F-unit
- 7.4 Voornemen artikel 1F
- 7.5 Beschikking en rechtsmiddelen
- 7.6 Hoger beroep
- 7.7 Artikel 1F vs artikel 3 EVRM na rechtsmiddelen
- 7.8 Europees inreisverbod
- 7.9 Ongewenstverklaring
- 7.10 Opvolgende aanvraag
- 7.11 Doen - Niet doen
- 8. De alleenstaande minderjarige
- 9. Medische aspecten in asiel
- 10. Gezinshereniging: nareis en artikel 8 EVRM
- 11. Mensenhandel en uitbuiting
- 12. Buitenschuldvergunning
- 13. Bronnen onderbouwen asielrelaas
- 13.1 Categorieën bronnen
- 13.2 Landeninformatie
- 13.3 Medische documentatie
- 13.4 Verklaringen van derden
- 13.5 Contacten met organisaties
- 13.6 Beleidstukken
- 13.7 Jurisprudentie
- 13.8 Gebruik van inhoudelijke bronnen
- 13.9 Onderzoek KMar en Bureau Documenten
- 13.10 Taalanalyse
- 13.11 Gebruik van juridische bronnen
- 13.12 Nieuwsbrieven
- 13.13 Doen - Niet doen
- 14. Verkrijgen en behoud van de verblijfsvergunning asiel
- 15. Terugkeerbesluit, vreemdelingenbewaring en vertrek
- 16. Moratoria en Richtlijn Tijdelijke Bescherming
- 17. Overschrijden termijnen, dwangsom en verjaring
- 18. Tolken en vertaling
- 19. Second opinion
- 20. Opvang COA
- 21. Klachten
- 21.1 Een klacht indienen
- 21.2 Klacht tegen een andere advocaat
- 21.3 Redenen om een klacht in te dienen
- 21.4 Klachtprocedure bij een bestuursorgaan
- 21.5 Klachtwaardig gedrag van tolken
- 21.6 Procesverloop klacht
- 21.7 Klachtprocedure bij de Nationale ombudsman
- 21.8 Zelf een klacht krijgen
- 21.9 Doen - Niet doen
- 7. 1F Vluchtelingenverdrag
- 22. Totaaloverzicht Doen - Niet Doen